CORRIDORS

DYNAMISCHE CORRIDORS

Een corridor bestaat uit een keten van dorpskernen en attractoren langsheen een gebundelde vervoersinfrastructuur, meestal met een stad aan één of beide einden van de corridor. Dankzij de bundeling van verplaatsingen is er een potentieel voor openbaar vervoer, dat een hoogwaardig karakter krijgt als het potentieel voldoende groot is. De kernen in de corridor profiteren van elkaars nabijheid en van de goede verbinding met de stad.

VIER TYPES

De beschikbare infrastructuur en het vervoerpotentieel bepalen de kwaliteit van het openbaar vervoer. Haltes krijgen een upgrade tot volwaardige mobipunten. Complementaire fietsinfrastructuur is steeds aangewezen. Het ontwikkelingspotentieel verschilt naargelang de ruimtelijke context en het type corridor. Binnen Regionet onderscheiden we spoorcorridors, regionale HOV-corridors, stedelijke corridors en landelijke corridors.

De trambus- en spoorlijnen vormen een hoogwaardig regionaal OV-netwerk waarin de corridors met elkaar en met de stadsregio’s verbonden zijn en vorm geven aan een performant regionaal ruimtelijk systeem.

CORRIDOR LEUVEN-BRUSSEL EN OOSTRAND BRUSSEL

Tussen Leuven en Brussel vormen het GEN, het Brabantnet, Regionet en het MIVB-net één samenhangend HOV-netwerk. Het biedt een alternatief voor de grote auto-afhankelijkheid in het gebied. De demografische groei wordt opgevangen in de woonkernen, nabij de HOV-haltes. Ook bijkomende tewerkstelling en voorzieningen enten zich op deze haltes. Binnen Regionet onderscheiden we in dit gebied de regionale HOV-corridors Leuven – Kortenberg – Brussel, Leuven – Tervuren – Brussel en de tangentiële corridor doorheen de Oostrand (tussen de luchthaven en Tervuren).

CORRIDOR LEUVEN-DIEST

De regionale HOV-corridor Leuven – Sint-Joris-Winge – Diest bedient de tussenliggende woonkernen en de aanwezige bedrijvigheid. De HOV-kernen vangen de groei op in deze gemeenten. De spoorlijn Leuven – Aarschot – Diest biedt een snelle verbinding tussen deze steden, waar een belangrijk deel van de regionale demografische en economische groei wordt opgevangen. Omwille van de beperkende ruimtelijke context wordt de spoorlijn niet tot een echte “spoorcorridor” uitgebouwd. Een landelijke corridor tussen Aarschot en Diest ondersteunt kernversterking in Scherpenheuvel en Rillaar.

CORRIDOR LEUVEN-TIENEN-LANDEN

De spoorcorridor Leuven – Tienen – Landen heeft vandaag slechts drie tussenstops. Vooral Boutersem, Tienen en Landen bieden ontwikkelingspotentieel. Ezemaal biedt slechts beperkte mogelijkheden. Een bijkomende halte in Haasrode is op korte termijn haalbaar en is essentieel om het nabijgelegen researchpark (met ook de Brabanthal en onderwijsvoorzieningen) te bedienen. Op langere termijn zijn ook haltes in Lovenjoel en Kumtich aangewezen. Zonder deze extra haltes blijft een frequente buslijn op de parallelle Tiensesteenweg noodzakelijk.

CORRIDOR LEUVEN-MECHELEN

De spoorcorridor Leuven – Mechelen heeft een zestal tussenstops, meestal in of nabij een woonkern. Enkel in Hambos ligt de halte geïsoleerd: het laag opstappotentieel doet de halte in vraag stellen. Verdichting rondom de haltes is in de meeste kernen aangewezen (en bij voorbeeld in Boortmeerbeek al opgestart). Rondom het station van Haacht, tevens een potentieel knooppunt voor een HOV-lijn richting Brussel, kunnen de perifere verkavelingen doorontwikkelen tot een volwaardige kern. Mits voldoende frequentie op de spoorlijn kan de busbediening op de parallelle Mechelsesteenweg worden afgebouwd.

CORRIDOR LEUVEN-OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE

De spoorcorridor Leuven – Louvain-La-Neuve verbindt Leuven met de zusteruniversiteit, maar ook met de groeipolen Waver en Ottignies. Door het (te) groot aantal tussenstops is de performantie van de spoorlijn eerder laag. Omwille van de groene context en de selectieve auto-bereikbaarheid is het groeipotentieel van de kernen beperkt. De corridor heeft evenwel een groot recreatief potentieel.