OPENBAAR VERVOERNETWERK
GELAAGD EN GEÏNTEGREERD HYBRIDE NETWERK
Regionet ambieert een verdubbeling van de verplaatsingen met het openbaar vervoer. Dit vereist de uitbouw van een gelaagd en geïntegreerd hybride netwerk van openbaar vervoer. Het huidige busnet bestaat vooral uit laagfrequente, (door gebrekkige doorstroming) trage verbindingen tussen de dorpen en de steden.
Regionet stelt als alternatief een volwaardig netwerk voor van hoogfrequente, snelle stamlijnen tussen de steden, die ook de tussenliggende dorpskernen bedienen. Een eigen bedding garandeert een stipte dienstverlening. De omliggende kernen sluiten via korte verbindingen aan op mobipunten op deze stamlijnen. Deze lijnen maken deel uit van een gelaagd OV-netwerk, opgebouwd volgens de principes van het decreet basisbereikbaarheid. Het IC-netwerk is het hoogste niveau, daaronder de regionale HOV-stamlijnen (trambus, L- en S-treinen) en het Leuvense stadsnet, daaronder aanvullende streek- en stadslijnen en tenslotte een “flexnet” van vraaggericht collectief vervoer.
MOBIPUNTEN
MOBIPUNTEN IN ELKE KERN
Een mobipunt is een verzamelplaats voor een multimodaal mobiliteitsaanbod, aangevuld met bijkomende diensten. Het multimodaal mobiliteitsaanbod kan bestaan uit regulier of vraaggericht collectief vervoer, deeltaxi’s, deelwagens, deelfietsen, autoparkings en fietsenstallingen, … De bijkomende diensten kunnen bestaan uit infopunten, lockers, wachtruimte, oplaadpunten, een fietsherstelplek, publieke voorzieningen, commerciële diensten, een standplaats voor mobiele diensten, flexibele werk- en ontmoetingsruimte, …
Een mobipunt moet voldoen aan prestatie-eisen inzake het mobiliteitsaanbod, diensten, oriëntatie, ruimtelijke integratie en ruimtelijke ontwikkeling.
Mobipunten vormen een interface tussen de multimodale vervoernetwerken en de ruimtelijke structuur. Elk mobiliteitsknooppunt komt in aanmerking om tot mobipunt te worden opgewaardeerd. Het type mobipunt is afhankelijk van het niveau van collectief vervoer (interregionaal, regionaal, lokaal) en de ruimtelijke context (stedelijke agglomeratie, dorpskern, attractiepool, buitengebied). In elke kern wordt minstens een lokaal mobipunt voorzien, dat bediend wordt met regulier of vraaggericht collectief vervoer. De treinstations en HOV-haltes worden uitgebouwd tot performante (inter)regionale mobipunten.
Het vraaggericht collectief vervoer kan verschillende vormen aannemen: een flexibele bediening met een minibus, doelgroepenvervoer (schoolvervoer, woon-werk transport, aangepast vervoer, …) dat wordt opengesteld voor andere gebruikers, deeltaxi’s, deelauto’s, autonome shuttles, …
De uitwerking van het vraaggericht collectief vervoer moet per regio op maat van de specifieke behoeften en de beschikbare middelen worden uitgewerkt.
FIETSNETWERK
EEN HOOGWAARDIGE FIETSINFRASTRUCTUUR
Om de omslag naar een duurzame mobiliteit waar te maken, moet het fietsgebruik verdubbelen tegen 2030. De fiets is de eerste modus voor korte verplaatsingen en voor het voor- en natransport voor het HOV. Met de opkomst van de elektrische fiets zijn ook voor de langere afstand directe fietsverplaatsingen een interessante optie.
De modal shift naar de fiets vereist een hoogwaardige fietsinfrastructuur, die beantwoordt aan de vooropgestelde prestatie-eisen: veiligheid, directheid, samenhang, comfort en aantrekkelijkheid. De uitbouw van de infrastructuur behelst een drieledige aanpak. Er is nood aan een samenhangend en gebiedsdekkend netwerk van veilige fietsroutes, die de kernen, de attractoren en de mobipunten met elkaar verbinden. Waar een groot fietspotentieel aanwezig is, worden vrijliggende, comfortabele en aantrekkelijke fietspaden gerealiseerd. De creatie van een verkeersluwe leefomgeving op maat van de voetganger en de fietser is essentieel voor de korte verplaatsingen en voor de “first and last mile”. De beschikbaarheid van fietsvoorzieningen bepaalt het snelheidsregime van de auto’s. Waar auto’s en fietsers in gemengd verkeer rijden, is een snelheidslimiet van 30km/u aangewezen. Bij een limiet van 50 km/u moeten minstens conforme, aanliggende fietspaden beschikbaar zijn. Bij een limiet van 70 km/u voor het wegverkeer moet de fietser beschikken over conforme, vrijliggende fietspaden.
Het fietsnetwerk krijgt een gelaagde opbouw met lokale fietsroutes, doorfietsroutes en fietssnelwegen, in functie van de behoefte en het fietspotentieel. Een regionaal gebiedsdekkend netwerk van lokale fietsroutes zorgt voor veilige en comfortabele verbindingen tussen de kernen en de voorzieningen. Doorfietsroutes bieden een grotere capaciteit en comfort op belangrijke verbindingen, bij voorbeeld in stedelijke gebieden, tussen een HOV-halte en een kern of attractiepool, … Conflictvrije fietssnelwegen faciliteren snelle verplaatsingen over een langere afstand in corridors met een groot fietspotentieel.
145 km fietssnelwegen vormen de ruggengraat voor het fietsnetwerk in Oost-Brabant. In de Leuvense stadsregio worden zij aangevuld met 73 km stadsregionale doorfietsroutes. Ook in andere regio’s met een groot fietspotentieel kunnen doorfietsroutes worden uitgewerkt. De fietssnelwegen verknopen met de belangrijke mobipunten, zodat de complementariteit tussen fiets en OV maximaal wordt uitgespeeld.
De fiets is inderdaad een performant voor- en natransportmiddel voor hoofdverplaatsingen met het OV, en kan soms een alternatief bieden voor een OV-verplaatsing. Veilige en vlotte fietsroutes verbinden de OV-knopen met de omliggende kernen en attractiepolen. De OV-knoop beschikt als volwaardig mobipunt over degelijke fietsenstallingen, informatie over het fietsnetwerk en waar nuttig deelfietsen en fietsherstelmogelijkheden.
WEGENNETWERK
EEN CONSEQUENTE VERKEERSFUNCTIE EN WEGINRICHTING
Regionet stelt als ambitie voor het wegennet een consequente verkeersfunctie en dito weginrichting voorop. Voor de bovenlokale wegen wordt de multimodale verkeersfunctie éénduidig vastgelegd. Voor het wegverkeer betekent dit verbinden, verzamelen of toegang geven op (inter)nationaal, (inter)regionaal of (boven)lokaal niveau. Daarnaast wordt de functie voor andere netwerken (vrachtverkeer, HOV, fiets) gedefinieerd. De inrichting zal consequent op de multimodale verkeersfunctie worden afgestemd.
De verkeersfunctie voor wegverkeer leidt tot de identificatie van acht type-categorieën, waarvoor algemene principes inzake multimodaal gebruik en inrichting worden gedefinieerd. De categorisering werd toegepast op de bovenlokale wegen binnen het projectgebied van Regionet, rekening houdend met de bereikbaarheid voor wegverkeer en de andere functies van deze wegen.
Multimodale verknoping is mogelijk dankzij goed bereikbare en strategisch ingeplante parkeervoorzieningen: carpoolparkings langs de hoofdwegen, pendelparkings aan IC-en regionale HOV-haltes, voorstadsparkings (park&ride, park&bike) rondom Leuven en het Brussels Gewest. Deze intermodale knopen kunnen uitgroeien tot volwaardige regionale en interregionale mobipunten.